Oost-Europeanen tuinieren niet

16 november 2007  /  Bart Cosijn

Dit artikel komt uit het RUIMTEVOLK archief (2007-2017)

Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie is in veel Oost-Europese landen bijna de hele woningvoorraad geprivatiseerd. Wordt in Nederlandse Vinex-wijken geklaagd over de gebrekkige invloed die mensen op hun omgeving kunnen uitoefenen, in Hongarije en Estland is juist het omgekeerde aan de hand. In de naoorlogse gebieden die gedomineerd worden door gestapelde appartementen, willen mensen niet verder dan hun eigen voordeur denken. Een rondgang in Oost-Europa.

De woningmarkt wordt in Nederland nog steeds sterk door instituties aangestuurd. Hoewel aan de kant van investeerders een verschuiving heeft plaatsgevonden van de publieke naar de private sector, is de invloed van bewoners op het eindproduct relatief klein. Het ruimtelijke concept van veel woonwijken laat nog weinig ruimte voor spontane ontwikkelingen.

De typisch Nederlandse situatie contrasteert sterk met de toestand in Oost-Europa waar privébezit heilig is. Na de omwenteling kregen mensen in verschillende Oost-Europese landen de mogelijkheid om een woning of appartement voor een lage prijs van de staat te kopen. Dit gebeurde ook met fabrieken, grond en ander ontroerend goed. Was de invloed van de overheid op de woningmarkt en de ruimtelijke ordening tot de jaren negentig van de vorige eeuw totaal, nu is deze nagenoeg afwezig.

In Lasnamäe, één van de grootste naoorlogse woningwijken in de hoofdstad van Estland, moeten de komende jaren veel appartementencomplexen gerenoveerd worden. In deze wijk woont meer dan een kwart van de bevolking van Tallinn en alle appartementen zijn privébezit. Wat opvalt is dat het aantal mensen dat zich organiseert om de bouwkundige problemen van hun flat aan te pakken, bijzonder klein is.

Tõnu Laigu, voormalig voorzitter van de Bond van Estse Architecten voorziet dan ook grote problemen. “Het idee dat mensen helemaal zelfstandig de buurten waar ze wonen, aanpakken werkt niet hier,” zo stelt Laigu, “Je hebt de hulp en geld van de lokale overheid nodig. Dat is bepalend voor een mogelijk succes. Ik geloof niet dat de huidige rechtse overheid inziet dat de verbetering van het leven van mensen op kleine schaal in de woonomgeving moet beginnen.”

Volgens Tõnu Laigu is vooral de lokale overheid niet in staat om problemen effectief aan te pakken. “Wanneer een overheid vertelt: ‘Ja, maar deze nieuwe tramlijn gaat het leven van mensen verbeteren’ dan is ze slechts uit op goede publiciteit. Je snel van A naar B kunnen verplaatsen heeft weinig te maken met een betere sociale en fysieke woonsituatie van mensen in wijken zoals Lasnamäe.”

Wild West in Estland

Na de omwenteling kwam in Tallinn een grote exodus van mensen op gang die hun kleine appartementen inruilden voor een eigen huis op een eigen stukje grond. Verschillende politici verkondigden de boodschap dat iedere familie recht had op een eigen woning. Grote gebieden buiten de stad werden dan ook door projectontwikkelaars aangekocht die daar vervolgens zonder veel overheidsbemoeienis wegen en andere voorzieningen aan konden leggen. En aangezien in Estland een lange traditie bestaat om samen met een architect een huis te bouwen, werden deze nieuwe slaapsteden vanuit commercieel oogpunt een groot succes. Het geld kwam van Zweedse banken die zeer gul leningen verstrekten.

Maar het succes heeft ook een keerzijde volgens Andres Ojari, partner bij het architectenbureau 3 + 1 architects in Tallinn. Het volledig ongecontroleerde planningsproces veroorzaakt elke dag het dichtslibben van vele wegen en collectieve voorzieningen ontbreken in veel gevallen. In 2000 publiceerde hij samen met een aantal collega’s een artikel in de krant dat waarschuwde dat deze ‘wildwest ontwikkeling’ tot veel problemen zou gaan leiden. Ojari: “Helaas zijn de meeste van onze voorspellingen uitgekomen.”

Sinds een jaar of twee begint de situatie echter langzaam te veranderen. “Je ziet dat mensen weer graag dichter bij hun werk willen wonen. De oude stad komt weer in trek, daar waar de kinderopvang dichtbij is. Mensen die het kunnen betalen kopen de centraal gelegen gronden op en slaan daar opnieuw aan het bouwen.”

Bijzondere aandacht verdient de omgang met de openbare ruimte, en dan met name het verschil tussen Oost-Europa en Nederland. Dat maakt het lastig om niet vooringenomen met een Hollandse bril tegen de karig aangeklede straten in Tallinn en de rommelige pleinen in Boedapest aan te kijken.
Volgens Tõnu Laigu is er een direct verband de dichtheid van de bebouwing en de ruimte: “Er is veel ruimte in Estland en nogal wat mensen hebben een stukje grond buiten de stad. Als gevolg daarvan voelen Esten niet zo de behoefte om intensief te gaan tuinieren in de drukke stad. Heel anders dan Nederlanders, die in een dichtbevolkt land wonen en voor wie de tuin bij hun huis de enige private groene ruimte is die ze in veel gevallen hebben. In Estland zijn mensen gewend aan een balkon, dat in het beste geval met glas is afgesloten vanwege het koude klimaat.”

Corruptie in Hongarije

Net als in Estland worden ook in Hongarije momenteel veel nieuwe woningen gebouwd. Maar de economische en sociale situatie is hier heel anders. De de economie groeit veel langzamer en in de meest recente corruptie-index van Transparency International, een internationale organisatie die corruptie in kaart brengt, staat Hongarije op de 39e plaats, net iets boven Italië, terwijl Estland op de 28e plek staat tussen Israël en Spanje.

Projectontwikkelaars opereren in Boedapest echter op een zelfde agressieve wijze. Volgens zelfstandig architect Laszlo Decsy zijn deze ontwikkelaars constant bezig om hun eigen markt te creëren en krijgen ze daarbij hulp van lokale overheden. Met grote publiciteitscampagnes wordt het beeld geschetst dat wonen in een naoorlogse flat het ‘oude wonen’ is, en dat bij een moderne samenleving een moderne woning hoort. “Soms zelfs gaan ze zo ver dat ze de meubels op de verkooptekeningen van nieuwe appartementen bewust kleiner tekenen, om de ruimte groter te laten lijken”, vertelt Decsy, “Wanneer mensen dan hun huis gaan inrichten merken ze dat het helemaal niet past.”

Laszlo Decsy, die zelf begin jaren tachtig afstudeerde als architect, legt uit dat er veel achterdocht in de Hongaarse samenleving is. In feite zijn de mensen die in de communistische partij op sleutelposities zaten nog steeds aan de macht. “Ze hebben al hun familieleden vooruitgeschoven naar de huidige partijen, waardoor we eigenlijk nog steeds een feodale samenleving hebben.”

Nóra Demeter, dochter van Hongaarse emigranten, kwam na haar studie aan Yale in de VS begin jaren negentig naar Boedapest. Samen met haar partner heeft ze nu een succesvol architectenbureau. Ook zij ziet dat de bevolking en de overheid weinig vertrouwen in elkaar hebben. Iedereen wil vooral snel en veel geld verdienen. Mensen die in de stad naar een nieuw appartement zoeken, komen al gauw terecht in de houdgreep van ontwikkelaars, gesteund door een corrupte overheid.

“Elk stadsdeel hier in Boedapest vecht voor zijn eigen economie. Daarom is het erg moeilijk om aan stadsbrede planning te doen. Je zou zelfs kunnen zeggen dat het daar nu eigenlijk te laat voor is. De stadsarchitect is een aantal jaar geleden afgetreden omdat hij van het stadsbestuur niet genoeg mandaat kreeg om een effectieve ruimtelijke ordening op te zetten.” De planningstraditie in Nederland is volgens Demeter dan ook de uitdrukking van een bijzonder vertrouwen van de burgers in de overheid.

Vinex als gevangenis

Enige tijd geleden kon Andres Ojari zelf het Nederlandse Vinex-leven meemaken. Samen met zijn vrouw en twee kinderen logeerden ze in maart van dit jaar twee weken in een nieuwbouwwoning in Ypenburg. Ze waren door ontwerpbureau Qenep uitgenodigd om deel te nemen aan het project HABITatYPENBURG. Doel van dit project was om na te denken over het wonen in de context van de Europese Unie en de recente uitbreiding.

Ze vonden het een nogal vreemde ervaring. “Het eerste wat ik me afvroeg is: ga ik hier wel overleven?” De associatie die Andres Ojari had met de wijk was die van een gevangenis; een totaal gecontroleerde en geregisseerde omgeving. In Estland mag er dan soms gebrek zijn aan stedelijke planning, het planmatige karakter van het Nederlandse leven in Vinex-wijken kwam het Estse gezin overdreven voor.

Triin Ojari, de vrouw van Andres en redacteur bij het Estse architectuurtijdschrift MAJA omschreef het in een artikel als volgt: “In dit vooraf bepaalde milieu zie je geen toevallige gebeurtenissen. Elke dag opnieuw zie ik volwassen zeer doelgericht langstrekken. Ik heb geen idee of en hoe de buren met elkaar communiceren. Tegelijkertijd heeft iedereen ramen van vloer tot plafond zonder gordijnen.” Wie niet beter wist, zou haast denken dat beschrijving een totalitaire samenleving betreft.

Noot:
Andres Ojari, architect in Estland heeft van 1 tot 16 maart 2007met zijn vrouw Triin Ojari, redacteur is bij het architectuurmagazine MAJA, en hun kinderen deelgenomen aan het Habitatypenburg project.

EstlandHongarijeOost-EuropaTallinnVinex

Bart Cosijn Debate and dialogue moderator

Over de auteur

Bart Cosijn is oprichter van Urban Dialogue. Hij modereert wekelijks publieke debatten, congressen, rondetafelgesprekken en dialogen. Veel bijeenkomsten die hij leidt hebben een sociaal, maatschappelijk of ruimtelijk thema. Bart was van 2007 tot 2010 (hoofd-)redacteur van RUIMTEVOLK. Momenteel werkt hij aan een boek over de architectuur van gesprekken.



Ook interessant:

Het platteland verandert sneller dan de stad

Anne Seghers

Een fundament voor het verhaal van morgen

Jeroen Niemans

Nieuw Zicht op Leiden

Daphne Koenders